SIMPLE                                                                    http://www.jddevries.nl CONTINOUS - 'to be' + werkwoord op '-ing' PASSIVE (lijdende vorm) - 'to be' + voltooid deelwoord
Present simple (onvoltooid tegenw. tijd): Altijd zo, je denkt niet aan bepaalde tijd, algemene regel.

'I read a lot' - Ik lees veel

Present continuous: Op dit moment aan de gang zijn.

'I am reading the paper' - Ik ben (op dit moment) de krant aan het lezen.

Present passive: Het onderwerp v/d zin doet het niet zelf, maar ondergaat het, In Ned. 'zijn/worden' + volt. deelw.

'The cow is slaughtered today' - De koe wordt vandaag geslacht.

Past simple (onvoltooid verleden tijd): 1. Bij een bepaling van verleden tijd (last week, two years ago, yesterday...)

2. In een zin met 'when'

'As a child I cried a lot' - Als kind huilde ik veel

Past continuous: In het verleden even aan de gang geweest (bep. van v.t. + 'when').

Verleden tijd van 'to be' + w.w. op '-ing.'

'When he entered, I was crying' - Toen hij binnenkwam, was ik aan het huilen.

Past passive: Verleden tijd van 'to be' + volt. deelw.

'Yesterday the thief was arrested (by the police)' - Gisteren werd de dief gearresteerd (door de politie).

(Present) perfect (voltooid tegenw. tijd): Iets is in het verleden begonnen en duurt tot aan nu voort.

Herkenningswoorden: For, since, yet, already, just, ...

'Have / has' + voltooid deelwoord.

'I haven't seen her for two weeks' - Ik heb haar al twee weken niet gezien.

(Present) perfect continuous: 'has/have been' + werkw. op '-ing'

'I have been reading since 4 o'clock' - Ik ben aan het lezen geweest sinds 4 uur.

(Present) perfect passive: 'has/have been' + volt. deelw.

'The murderer has been questioned for 6 hours' - De moordenaar is 6 uur lang ondervraagd (geweest).

Past perfect (voltooid verleden tijd): Iets is in het verleden begonnen, heeft enige tijd geduurd en is weer gestopt.

'Had' + voltooid deelwoord. Ned. 'Had(den)' of 'was/waren' + voltooid deelwoord.

'He told me that he had already seen the movie five times' - Hij vertelde me dat hij de film al vijf keer had gezien.

Past perfect continuous: 'had been' + werkwoord op '-ing'

 

'At 4 o'clock I had been reading for two hours' - Om 4 uur was ik al twee uur aan het lezen (geweest).

Past perfect passive: 'had been' + voltooid deelwoord.

 

'The painting had been stolen twice since he had sold it' - Het schilderij was twee keer gestolen (geweest) sinds hij het had verkocht.

Present future (onvolt. tegenw. toekomende tijd): 'will / shall' (bij 'I' en 'we') (Ned. 'zal / zullen') + hele werkwoord.
'Tomorrow I shall (will) pack my bag before I go to school' -
Morgen zal ik mijn tas inpakken voordat ik naar school ga.
Present future continuous: 'will / shall be' + werkwoord op '-ing'

'At 8 o'clock tonight you will be watching the football match' - Om 8 uur vanavond zul je de voetbalwedstrijd aan het zien zijn.

Present future passive: 'will / shall be' + voltooid deelw.

'The thief will be caught eventually' - De dief zal uiteindelijk gepakt worden.

Past future (onvolt. tegenw. toekomende tijd): 'would' (Ned. zou(den)) + hele werkwoord.

'He said that he would pack his bag tomorrow' - Hij zei dat hij zijn tas morgen zou inpakken.

Past future continuous: 'would be' + werkwoord op '-ing'

'He said that he would be watching the football match tonight' - Hij zei dat hij vanavond de voetbalwedstrijd aan het zien zou zijn.

Past future passive: 'would be' + voltooid deelwoord.

'We knew the thief would be caught eventually' - We wisten dat de dief uiteindelijk gepakt zou worden.

(Present) perfect future (volt. tegenw. toek. tijd):

'will / shall have' + voltooid deelwoord.

(Present) perfect future continuous: 'will have been' + werkwoord op '-ing.' (Present) perfect future passive: 'will have been' + voltooid deelwoord.
Past perfect future (volt. verleden. toek. tijd):

'would have' + voltooid deelwoord.

Past perfect future continuous: 'would have been' + werkwoord op '-ing.' Past perfect future passive: 'would have been' + voltooid deelwoord.

 

THE GERUND
Het werkwoord (op '-ing') zelfstandig gebruikt

 

Net als in het Nederlands kunnen werkwoorden in het Engels ook zelfstandig gebruikt worden. In het Engels wordt het zelfstandig gebruik van werkwoorden de gerund genoemd. De gerund wordt gevormd door '-ing' achter het werkwoord te zetten. Bijv. 'read' - 'reading.' Zelfstandig gebruikte werkwoorden lijken op zelfstandig naamwoorden (je kunt er de, het of een voor zetten of -in het Engels- the of a).

De gerund komt o.a. voor:

- als onderwerp:

'Reading is a pleasant pastime' (Lezen is een plezierig tijdverdrijf)

'The shouting of the crowds in the street continued all night'
(Het schreeuwen van de menigte in de straat ging de hele nacht door)

'Smoking is bad for your health' (Roken is slecht voor je gezondheid)

- als lijdend voorwerp:

'I like dancing' (Ik hou van dansen)

'We heard a loud drilling in the flat next to ours'
(We hoorden luid boren in de flat naast ons)

- na like, near en worth in zinnen als de volgende:

'She felt like crying' (Ze had zin om te huilen)

'She came near ruining him' (Ze had hem bijna geruïneerd)

'This museum is worth visiting' (Dit museum is het bezoeken waard)

 

De gerund moet worden gebruikt

- na een aantal werkwoorden, waarvan dit de belangrijkste zijn:

to avoid (ontlopen)
to burst out(uitbarsten)
to deny (weigeren)
to enjoy (vermaken)
to fancy(aardig vinden)
to finish (afmaken)
to give up (opgeven)
to go on (doorgaan)
to keep (on) (houden)
to mind (bij vragen en negatieve stellingen)
to postpone (uitstellen)
to put off (afhouden)
to quit (stoppen)
to resent (hekel hebben)
to stop (stoppen)
to suggest (voorstellen)

'She avoided meeting him as much as possible' (Ze ontliep hem zoveel mogelijk)

'He burst out laughing' (Hij barstte in lachen uit)

'Would you mind opening the door' (Zou je de deur open willen doen)

'I have quit working' (Ik ben gestopt met werken)

- na it's no good, cannot/could not help en cannot/could not stand:

'It's no good asking him' (Je doet er niet goed aan hem te vragen)

'I cannot/could not help laughing' (Ik moet/moest wel lachen - ik kan/kon het niet helpen)

'I cannot/could not stand having to wait so long'
(Ik kan/kon het niet aan zo lang te moeten wachten)

- na voorzetsels

'He succeeded in swimming across the lake' (Het lukte hem over het meer te zwemmen)

'She left the party without saying a word' (Ze verliet het feest zonder een woord te zeggen)

'Before going to bed, he always drinks a glass of milk'
(Voordat hij naar bed gaat, drinkt hij altijd een glas melk)